Op 27 april 1787 overleed Joost Hendrik Ribaut, "gaarder van 's lands en beschreeve middelen", oftewel de inner van de belastingen. Zijn enige erfgenaam bleek Nicolaas Stelt te wezen, predikant in Etershem en Schaardam. Ten behoeve van Stelt werd na het overlijden van Ribaut een boedelinventaris opgemaakt door notaris Nicolaas Johannes Woordhouder (tevens baljuw en schout).

Zo'n boedelinventaris geeft een interessant inkijkje in het dagelijkse leven van de mensen en wat zij ten tijde van hun overlijden bezaten. De ene boedelinventaris is gedetailleerder dan de andere, maar zeker die van Ribaut is behoorlijk uitputtend beschreven. Nu had Ribaut geen gemiddeld beroep in Bleiswijk (de meesten waren sinds de voltooiing van de droogmaking werkzaam in de landbouw) en behoorde hij, zowel financieel als intellectueel tot de notabelen van Bleiswijk in 1787. In 1795 had Bleiswijk 1131 inwoners, en dat zal acht jaar daarvoor niet veel meer of minder zijn geweest. Zeker is dat Ribaut tot de rijkere inwoners van Bleiswijk behoorde, o.a. af te leiden dat voor zijn begrafenis op 1 mei 1787 f 15,--  aan belastinggeld werd betaald. De meeste mensen werden in Bleiswijk pro deo begraven, omdat zij geen geld bezaten voor een fatsoenlijke grafsteen of zerk, of konden hooguit f 3,-- betalen.

Ribaut kwam in 1760 van Noordeloos naar Bleiswijk, waar hij zijn bovenvermelde beroep ging uitoefenen. In 1764 trok zijn moeder, Barbara Stelt uit Rotterdam, weduwe van Nicolaas Ribaut, bij hem in.

In 1780 komen wij Ribaut weer expliciet in het archief tegen als hij op 12 augustus 1780 door Arie Wouters werd gemachtigd om names hem zijn huis, erf en brandingsschuurtje in de Hoekeindse Polder, 1e bun (nr. 399 in de verpondingen) te verkopen aan zijn buren aan beide zijden: Francois Willem- en Salomon de Monchy. 1).

Op 21 januari 1786 kocht Ribaut zijn huis, waarschijnlijk een forse boerderij, samen met Arij van Santen, die zij samen ieder voor de helft bewoonden. Dit huis stond in de Hoekeindse polder, ten oosten van de doorgaande weg tot aan de bermsloot. Daar ten oosten van was het land van Gerrit Verham, ten noorden Leendert Kerkhof en ten zuiden Klaas van der Kruijk. Het gedeelte wat Ribaut bewoonde had drie kamers (een voorkamer en twee binnenkamers), een spinne, een gang, een keuken en een grote zolder, in tweeën verdeeld. Verder bezat hij een stukje erf  met een tuin, een schuur, die ook nog weer een zolder bezat, en een pottenkast. In de mooie kamer bezat Ribaut een fraaie witwerkers boogkabinet, met daarop een "gecouleerd Japans porcelein stelsel van 5 stukken" . Het kabinet bestond uit drie laden, waarin hij o.a. zijn linnen en ondergoed bewaarde, en zes zilveren lepels en vijf zilveren vorken. In de tweede lade een deel van zijn boekenbezit: twee exemplaren van het Nieuwe Testament (waarvan een "in octavo"), een boek van Van Lodenstein: Uitspanningen", enkele keuren van Schieland en "enige andere boekjes en brieven en papieren". In de derde lag wat kleiner goed, waaronder twee wollen slaapmutsen, plus "De Gravinne´s  Morton´s gebeden in 12". Aan dit kabinet stond een uitstekende tafeltje vast.

("latafel"), en een hangbuffet, met daarop drie blauw-gekleurde porceleinen koppen, met daarin o.a. 14 "wijnroomers". In de gang boven de deur stonden nog vier porceleinen schaaltjes. Aan de muur in de gang hingen twee schilderijtjes met paarden, vier prenten in een zwarte lijst die de Slag op Doggersbank verbeeldden, getekende letters in een lijst achter glas, een portretje van Ribaut zelf, en twee pentekeningen.

In de eerste binnenkamer, waarschijnlijk zijn werkkamer, een hangoorstafel, met daarop o.a. een schenktafeltje met daarin zijn bril en "brilhuisje". Verder op het tafeltje een Bijbeltje en een kleed met daarop beschildert een schoorsteen. Op de schoorsteenmantel o.a. zes aardewerken schotels en zes porceleinen kommen, terwijl in een kastje onder de schoorsteenmantel weer een Bijbeltje lag. Ook stond in deze kamer een bedstede, met een gordijn ervoor. Naast de bestede hing aan de muur een blikken fonteintje met bak en een spiegel. In de kelder stonden twee flessen azijn en een fles rode en een fles witte wijn.

In de tweede binnenkamer, tevens ook een keuken (waarin echter niet gekookt werd) o.a. een leunstoel en twee aan elkaar vastzittende lessenaars. Daarin werden een zak met drie gulden daalders en f 540,-- aan contant geld in bewaard, plus een zakje met twaalf Zeeuwse rijksdaalders met nog wat, in totaal f 49,-- waard. En daarnaast nog wat contant geld, afkomstig uit de boedel van Jacobus van den Ende, (die Ribaut vlak voor zijn overlijden beheerde) 2). , een zilveren ketting en een koperen zakkompas. Ook bewaarde Ribaut in deze lessenaar de officiele resoluties van het landsbestuur, en diverse boekje: van Groenewegen over de Catechismus, van Van Aller over het "Notaris Ampt", van D'Outrein diens "Alphabet der godsaligheit", een nieuw testamentje en enige stukken van "den Advocaat der Vaderlandsche Kerk en andere voor en tegen", plus enkele losse tractaatjes. Verder stonden in deze keuken de gebruikelijke keukengerei en voorraden, zoals drie komeinen kazen en een wandelstok. Ook bevond in deze keuken een bedstede en een schoorsteenmantel.

Naar de spinne liep weer een gang. In deze gang hing een "weerglas zijnde een controlleur met een thermometer". Deze gang liep ook uit in de "kookkeuken", waarin uit het beschrevene blijkt dat daarin daadwerkelijk werd gekookt en gegeten.

Op de voorzolder stond o.a. een bed en een uit elkaar gehaald ledikant, een koperen kookketel en de nodige mannenkledij. Verder enkele kisten en manden van zijn dienstbode Lena..., die na het overlijden van Ribaut terugkeerde naar Waddinxveen en sindsdien daar door de "armen" werd onderhouden. Op de achterzolder bewaarde Ribaut o.a. een paar oude schaatsen, een oude hartsvanger, twee dozen met vier pruiken, een koffertje met daarin Brakel's "Redelijke godsdienst" in twee delen, Van Alphen's "Papegaaij of formulierboek", Mareus Boerhaven "Vernedering der menschen", Van Zorgen "Zielezangen" en een sjerp.

In de schuur buiten stonden o.a. "twee brillen van een secreet" en twee watertonnen. Op de werf  o.a. een klouw en een kruiwagen 3).

Alles bij elkaar overziend (deze lijst is te uitgebreid om hier uitputtend weer te geven) is het niet onwaarschijnlijk dat Ribaut onverwachts is overleden, vrijgezel en een diepgelovig man was, gezien de vele Bijbels en de boeken van allerlei zgn. oud-vaders uit de Gereformeerde gezindte.

Dit laatste wordt door het archief van de Hervormde Kerk bevestigd. Vanaf 1769 was Ribaut lid van de kerkenraad, eerst als diaken, daarna als ouderling. Hij was een gewaardeerd ambtsdrager. In 1786 werd hij ziek, waaraan hij uiteindelijk zou komen te overlijden. In het begin van zijn ziekte stuurde hij nog een brief aan zijn mede-kerkenraadsleden, waarin hij hen bemoedigde in hun werkzaamheden 4).
Hij voelde goed aan dat hij niet lang meer te leven had.

1).   AAB 1520-1810,  rollen rechtboeken schout en schepnen, 1780-1792, nr. 7.  Inv.nr. 790.
2).   Op 21 oktober 1785 daagde Ribaut, samen met Pieter Bakker uit Hzerswoude en Cornelis van den Ende uit Bleiswijk, Leendert van Ordenbarnevelt, "marktschipper van hier op Rotterdam, en mede alhier woonagtig".  Ribaut beheerde, samen met de andere twee genoemde heren, de boedel van Jacobus van den Ende, verhuurder van rijtuigen, uit  Bleiswijk. Van Olderbarnevelt had een schuld bij hen uit staan van f 37,-- en drie stuivers die hij niet wenste te betalen. Bron: AAB 1521-1810, inv.nr. 808.
3).   Notarieel archief Bleiswijk, notaris Nicolaas Johannes Woordhouder, inv.nr. 8.
4). Archief Ned.-Herv. Gemeente, voorl. inv.nr. 1 (aktenboek).