Jacob van Waning (burgemeester van Bleiswijk van 1825 - 1836)
Jacob van Waning was de eerste burgemeester van Bleiswijk. In 1804 benoemd tot schout, werd hij in 1825 door de minister van Binnenlandse Zaken benoemd tot burgemeester van Bleiswijk en Moerkapelle. Van 1811 tot 1817 vormden Bleiswijk en Moerkapelle een gemeente. Na het uiteenvallen van deze twee gemeenten bleef van Waning burgemeester van zowel van Bleiswijk als van Moerkapelle, alleen hadden deze twee gemeenten ieder hun eigen gemeenteraad.
Als gevolg van de invoering van het Reglement voor het Bestuur ter Plattelande in de Provincie Zuid-Holland in 1825 werd van Waning in de gemeenteraadsvergadering van 26 augustus 1825 (Koninklijk Besluit van 9 augustus 1825) benoemd tot burgemeester en secretaris van Bleiswijk (onder honorabel ontslag van de functie van schout). 1). Zijn bewind was geheel anders dan die van zijn voorganger-schout Geurt Quint. Eerst stelde hij orde op zaken van de puinhoop die Quint had achtergelaten, zowel op financieel gebied als ook op waterstaatkundig gebied. Sinds 1778 waren alle polders rond Bleiswijk drooggelegd (voorheen stond 83% van het Bleiswijks grondgebied onder water) maar door wanbeheer van Quint stonden vele polders in 1804 vooral in de wintermaanden weer onder water. Onder de bezielende leiding van Van Waning werden de laatste natte plekken drooggelegd en geschikt gemaakt voor de landbouw. Ook het bestuur kwam in rustig vaarwater. Bijna de gehele periode door werd Van Waning bijgestaan door wethouder (toen nog assessor geheten) Johannes Geijl die ook arts was. Over hem zijn geen bijzonderheden te melden waaruit valt te concluderen dat hij zijn werk in beide functies naar behoren deed. Van Waning stond bekend als een warmhartig bestuurder, waarvan de voordeur van zijn woonhuis voor bezoekers tot 10 uur 's avonds open bleef. Hij bezat de gave en de overredingskracht om geschillen tussen burgers op een zachte wijze tot redelijke proporties terug te brengen dan wel bij te leggen. 2). Bleiswijk kende in zijn periode vele schrijnende armoedegevallen die Van Waning zich duidelijk persoonlijk aantrok. Desnoods schoot hij de verpleegkosten van arme zieke drommels uit eigen zak voor. 3). Bij zijn overlijden in 1836 legateerde hij f 500,-- aan de Diaconie van de Hervormde Gemeente, bestemd voor alle armen, ongeacht hun levensovertuiging 4).
1. AGB 1811-1948, notulen gemeenteraad, inv.nr. 1.
2. C.J.W. van Waning: Vijf burgemeesters Van Waning en hun voorgeslacht, (Voorschoten 1988), blz. 47 en 48.
3. AGB 1811-1948, inv.nr. 141, briefnrs. 17 en 42 van 1825. In deze brieven school van Waning de verpleegkosten van de zieke Hendrik Zevenhuizen persoonlijk voor.